‘Ik heb net een mailtje rondgestuurd, dus iedereen is op de hoogte,’ zei de directiesecretaresse. Haar lippen waren een smalle streep en ze wreef haar handen over haar rok. ‘Het is ook jammer voor hemzelf.’ Ze wipte haar rechtervoet heen en weer. Hij zag nu pas dat ze goudkleurige pumps droeg. Vast en zeker voor de borrel.
‘Dus wat doen we nu?’ vroeg de adjunct-directeur. Hij vertrok geen spier. Hij leunde met zijn ellebogen op het bureau; zijn gespreide vingertoppen rustten tegen elkaar. Het antwoord liet zich raden, maar hij had geen zin om zelf hardop de conclusie te trekken. Er was geen ‘we’ in deze kwestie. Er zou alleen een ‘ik’ zijn.