Column voor magazine Noorderland
Tekst Ankie Lok
Werkwoorden kunnen iets verontrustends hebben. ‘Vallen’ is er zo eentje. In het Nederlands val je bijvoorbeeld van je geloof, en in het Engels gebeurt het als je verliefd wordt (‘fall in love’). Gunstig of niet, bij een val verlies je plotseling de controle, een beetje zoals bij huilen, of braken. Dat is eng en gedenkwaardig. Kunt u zich uw laatste val herinneren? Mij gebeurde het nog geen half jaar geleden. Ik viel van een krukje bij het ophangen van de kerstkaarten.
Mijn oma overkwam het ook. In januari hadden we nog haar 90e verjaardag gevierd. Weken later, op een maandagmiddag, in haar flatje aan de Dollard, viel ze. Zomaar. Recht achterover. De slaap die ons kleine leven omringt, zoals Shakespeare de dood noemt, streek al met de vingers door haar witte haar. Van boven moet het een geometrisch gezicht zijn geweest: oma lag haaks op de zeedijk, met verderop het Eemshotel, in een bewusteloos landschap van schapen en wind. Maar de dood greep mis, die middag, en oma kwam weer bij, met gebroken arm en heup. Daarna bleef ze zweven. Want de val had toch het einde aangekondigd, en oma gaf zich eraan over. Eenmaal opgebaard lag ze bijna evenwijdig aan een dijkje; de aula stond aan het Eemskanaal.
De dag na de uitvaart wandelde ik met mijn vriend door Fivelingo. De geest moest even op adem komen. Het Hoogeland ook, twijfelend tussen winter en voorjaar, met een zon die er zin in had maar steeds werd gedoofd door een dik wolkenpak. Bij Leermens kwamen we langs een boerderij waar een koe buiten de stal lag. We tuurden door onze verrekijkers. De koe lag op haar zij, trok met de achterpoten en legde haar kop in het gras. Had de boer haar hierheen gebracht? Of was ze zelf gaan liggen? Gevallen? ‘Ik denk dat ze moet kalven,’ concludeerde mijn vriend. De koe sloeg met de staart. Er zat viezigheid aan haar flank. ‘Denk je?’ zei ik. ‘Ze lijkt me eerder ziek. Misschien gaat ze wel dood, en ligt ze daarom apart.’ We kwamen er niet uit. Begin en einde van het leven gedragen zich gek genoeg op eenzelfde manier.
Op de weg naar Eenum, tussen de landerijen, won de zon het een tijdje van de wolken. We kregen het warm en deden onze jas uit. Op een akker zaten een paar mannen in blauwe overalls op hun knieën in de aarde te wroeten. Eentje stond erbij met de handen in de zij. Ze keken om zich heen naar de grond. De trekker stond stil, een eindje verderop, leeg. We pakten onze verrekijkers weer. ‘Ze zoeken iets,’ zei mijn vriend. We konden niet zien wat. Misschien was er iets van de trekker gevallen, zomaar. Ze vonden het in ieder geval niet terug terwijl wij naar ze keken. We liepen door, in gedachten bij de koe en nu ook bij de knielende overalls.
Meestal is een val een anekdote: een verhaal dat je achteraf te horen krijgt, als iemand het kan navertellen. Oma viel in haar eentje, zonder getuigen, zonder hulp. Wanneer hebt u voor het laatst een val gezien? ♦
Deze column verscheen in Noorderland, mei/juni 2017.
Lees meer stukken die ik schreef voor dit magazine.